Overheid documenten (oud)
1. Werken aan woonwagenlocaties
Handreiking voor gemeenten: Over beleid en handhaven. Oktober 2006
2. Regeling - Verdeling standplaatsen; beëindigen voorrangsbepalingen Huisvestingswet. Januari 2003
De Rolleman is op de hoogte van het feit dat er gemeente (mede door de werknemers van externe bedrijven, de zogenaamde ''experts op woonwagen gebied'') in de veronderstelling zijn, dat de wachtlijsten na 2003 zijn komen te vervallen door een beëindiging van een voorrangsregeling. Dit is onjuist!
De Minister heeft kort gezegd, dat na het vervallen van de woonwagenwet. De voorrangsregeling (en de wachtlijsten) moet worden voortgezet door de gemeente zelf! vanwege de deconcentratie van de woonwagencentra in Nederland. De verantwoordelijkheid komt niet meer bij de Minister te liggen, maar bij gemeente die overigens woonwagenbeleid moet integreren in het reguliere woonbeleid. Zie onderstaand een citaat met bron om te downloaden.
Met dank aan mr.Vrijheid
'Beëindiging voorrangsregeling'
De vorenbedoelde tijdelijke voorrangsregeling op basis van de Huisvestingswet loopt met ingang van 1 januari 2003 van rechtswege af.
Tijdens een overleg met de Tweede Kamer over het woonwagenbeleid op 29 november 2001 heeft de toenmalige Staatssecretaris van VROM aangegeven zich nader te zullen beraden over de vraag of deze datum, gegeven de problematiek, moet worden verlengd. In vervolg daarop heb ik, de materie met betrekking tot standplaatsen en woonwagens nader beschouwend, vanuit de volgende overwegingen besloten de voorrangsregeling per 1 januari a.s. niet te verlengen.
Voorop staat het uitgangspunt dat ook aan de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 ten grondslag heeft gelegen, namelijk het streven naar een generiek woonbeleid voor alle (doel)groepen en daarmee dus naar een volledige integratie van het woonwagenbeleid in het reguliere woonbeleid. Het vaststellen van en voorzien in de behoefte aan standplaatsen, alsmede de toewijzing daarvan is met het intrekken van de Woonwagenwet een gemeentelijke taak geworden, zij het dat het Rijk daar met de voorrangsregeling nog tijdelijk een specifieke sturing aan heeft gegeven.
Verder zijn de woonruimteverdeling en een eventueel daarbij toe te passen urgentiebepaling overeenkomstig het Rijksbeleid en de Huisvestingswet in beginsel een primaire gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het zou bestuurlijk niet correct zijn indien het Rijk deze verantwoordelijkheid onnodig (lang) doorkruist door het opleggen of continueren van voorrangsregels voor bepaalde groepen, in gevallen waarin het Rijksbeleid daar niet of niet langer toe noodzaakt. De Huisvestingswet biedt gemeenten daarnaast voldoende instrumenten om zélf voor de onderhavige, maar ook voor andere categorieën van woningzoekenden, een specifieke urgentieregeling te treffen. Met de via de Huisvestingswet voorgeschreven voorrangsregeling voor woonwagenbewoners is dan ook nimmer een andere dan tijdelijke tegemoetkoming aan de woonwagenbewoners beoogd.
Doordat de deconcentratie van de laatste grote woonwagencentra niet langer verplicht is, ligt ook de verantwoordelijkheid voor eventuele deconcentratie bij de daarbij betrokken gemeenten'
3. Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2001 24 508 Volkshuisvestingsbeleid Oktober 2000-2001