College voor de Rechten van de Mens - Utrecht

1. College voor de Rechten van de Mens, oordeelnummer 2006 - 5

Indirect onderscheid op grond van ras bij het niet aangaan van een verzekeringsovereenkomst. 

Objectief gerechtvaardigd

5.11 De Commissie stelt vast dat de afkomst van verzoekster wordt gekenmerkt door een langdurige traditie van woonwagenbewoning. Zowel de ouders als de grootouders woonden reeds op woonwagenkampen. Verzoekster beschouwt zichzelf als behorend tot de bevolkingsgroep van woonwagenbewoners. Zij ervaart een 'eigen' cultuur en geschiedenis met een onderlinge verbondenheid tussen de personen behorende tot de groep woonwagenbewoners.

5.12 Personen behorende tot de groep woonwagenbewoners worden door de omgeving veelal met vooroordeel en ongelijke behandeling tegemoet getreden. Ook verzoekster heeft betoogd dat zij door "burgers" worden aangewezen als "anders" en er enkele voorbeelden van gegeven dat zijzelf anders wordt behandeld dan anderen, wanneer duidelijk wordt dat zij tot deze groep behoort. Dit breed bestaan van vooroordeel en ongelijke behandeling weegt zwaar voor de Commissie bij haar oordeel dat er sprake is van ras in de zin van de gelijkebehandelingswetgeving. Ras krijgt immers vooral door de toewijzing door derden betekenis als maatschappelijke categorie.

5.13 Gelet op het bovenoverwogene is de Commissie van oordeel dat een ongelijke behandeling van verzoekster als behorende tot de groep woonwagenbewoners kan worden beschouwd als een ongelijke behandeling op grond van ras zoals bedoeld in artikel 1 AWGB.


5.27 verweerster immers geen specifieke uitzondering direct gebaseerd op een verboden grond, maar past het niet-verzekeren van woonwagens volledig in verweersters beleid om slechts verzekeringstechnisch weinig complexe producten aan te bieden.

Webpagina link: Oordeelnummer 2006 - 5


2. College voor de Rechten van de Mens, oordeelnummer 2199 - 65

Onderscheid op grond van ras bij het aanbieden van goederen en diensten.

Discriminatiegrond: Ras Artikel 7 lid 1 sub a AWGB  - Artikel 1 AWGB

Onderscheid op grond van ras bij het aanbieden van goederen en diensten.

Verzoekers wilden bij de wederpartij tot aanschaf overgaan van meubels voor een babykamer. De wederpartij weigerde echter om de goederen af te leveren op het woonwagencomplex waar verzoekers woonden, waardoor de koop niet is doorgegaan.

De Commissie is van oordeel dat, nu onder andere de afkomst van verzoekers gekenmerkt wordt door een langdurige traditie van woonwagenbewoning en dat beide verzoekers ook ingeschreven staan als woonwagenbewoners, de wederpartij indirect onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door het beleid te hanteren waarbij degene die op woonwagenlocaties wonen anders dan andere klanten worden behandeld. Er is geen objectieve rechtvaardigingsgrond voorhanden die dit indirect onderscheid rechtvaardigt.

Strijd met de wet.

Webpagina link: Oordeelnummer 1999-65